Het is alweer een tijdje geleden dat ik de film ‘Exit through the gift shop’ heb gezien en het heeft me nieuwsgierig gemaakt naar het fenomeen Banksy. Niet dat je er in de film zo weinig over meekrijgt, maar een beetje inlezen is altijd interessant. En zo kreeg ik het boek ‘Banksy. De man achter de muur‘ cadeau in december. De ongeautoriseerde biografie, geschreven door Will Ellsworth-Jones, die ik sinds een uurtje geleden heb uitgelezen.
Banksy van buiten-uit
Wie hoopt om in dit boek alles Banksy van binnenuit te lezen, komt bedrogen uit. Want de kunstenaar heeft (natuurlijk) niet zijn medewerking verleend en daar is Ellsworth-Jones ook heel duidelijk over. Het verhaal kent een intuïtieve lijn (die meer nadruk krijgt dan de aanwezige chronologie) en volgt de auteurs zoektocht. Hoe dieper hij graaft, hoe meer hij (en dus ook wij lezers) snapt van de street art scene en zo de lezer heel toegankelijk wegwijs maakt in de commerciële kunsthandel. Al met al een boek dat vol anekdotes staat en zo heerlijk (op de name dropping na) weg leest voor wie zijn culturele hartje voelt kloppen.
L’art pour tous
Want laten we wel wezen, het gaat toch over kunst en dat is nog steeds niet voor iedereen. Al doet Banksy natuurlijk nog zo hard zijn best, en behoorlijk geslaagd ook, om een nieuw publiek aan te spreken. Hierover suggereert Ellsworth-Jones in zijn laatste hoofdstuk (naar mijn idee terecht) dat de kunstenaar een succesvolle poging/stap/(noem het maar) heeft ondernomen om de kloof tussen kunst en publiek te dichten.
Van het volk
Al sinds de Oudheid fungeert kunst als plaatjesboek voor het ongeletterde volk. Dat werkte, omdat iedereen goed bekend was met de iconische beeldentaal, de symboliek en de verhalen waarop deze twee gebaseerd zijn. Vooral religieuze kunst is hier een goed voorbeeld van. Maar de laatste paar honderd jaar zijn we dit ergens kwijt geraakt. Geef de schuld aan de secularisering, opkomst van bourgeoisie, wetenschap of techniek, feit is dat deze gezamenlijke, collectieve kennis steeds verder verloren raakte. Ook de kunst was op zoek naar haar plekje in de nieuwe wereld en verloor haar ambachtelijk karakter, haar vaste beschermers en haar doel. Ontelbaar veel richtingen ontstonden, de een nog abstracter of nog meer op het morele randje dan de ander, wat resulteerde in die dodelijke vraag: maar is het nou kunst?
Van de happy few
Moderne en hedendaagse kunst stuitte op veel onbegrip bij het publiek, het gewone maar inmiddels geletterde volk, dat niet meer begreep wat kunst nu moest voorstellen. De kunstkritiek, en dan denk ik met name aan Clement Greenberg in de jaren ’60, is zo’n expertise geworden dat je jaren moet investeren om in dat kleine wereldje van de happy few door te dringen. Deze elite vindt een dergelijk voetstuk prachtig, zoals ik de sfeer heb kunnen proeven in mijn tijd als studente kunstgeschiedenis en waar ik persoonlijk verder niet zo veel mee op had. Toch moet de kunstwereld weer het publiek aan zich zien te binden.
Het economische plaatje
Als een kunstenaar bekend is bij het grote publiek, betekent dat meer kopers. Als het werk te duur is voor een particuliere koper, dan kan het aangeschaft worden door een stichting, museum of galerie. En ook zij hebben op hun beurt weer het publiek nodig om entreegeld te betalen, zodat er weer geld is voor nieuwe aankopen, enzovoort. Maar dat houdt ook in dat de kunst het publiek moet aanstaan en wel genoeg om er geld voor neer te willen leggen.
Niet moeilijk genoeg
Terug naar Ellsworth-Jones en Banksy. In het boek wordt vermeld dat er te weinig gedachtegoed of theorie achter Banksy’s stukken zou zitten. Dit klinkt als een typisch bezwaar van de happy few, die hun elitaire wereldje willen beschermen. Waarom mag kunst niet hap-slik-klaar zijn? Zonder museumbordjes met nietszeggende beschrijvingen? Zelfs zonder de vraag of het eigenlijk wel kunst is? Het gaat er toch om dat je snapt wat je ziet en dat dat werk je aanspreekt. En dat is absoluut één van Banksy’s talenten.